Ik wrijf met m’n buik over de aarde
en leg de modder tegen m’n wangen
ik voel de zachte klei tussen m’n tenen naar boven komen.
Ik ruik de geur van de varens
en voel het koude-warme licht tussen de bladeren doorschijnen.
Mijn huid is licht
mijn hart is rust
mijn billen op het mos, daar waar ik leef.
Het is stil in het bos
ik adem langzaam in en uit
mijn ogen open.
Meer is niet nodig
gewoon zijn.
met de ruwe schors van de populier onder m’n handen.
Ik voel de lijnen
ik leg m’n hoofd
en luister.